Podcast Mysterieus België

07. De Franse Kroonprins


In 1992, toen ik samen met Guy Didelez werkte aan dit boek over Leonie Van Den Dijck, kruiste ‘de Franse kroonprins’ een tweede keer mijn pad. De eerste keer was dat het jaar voordien gebeurd, terwijl ik – alweer samen met Didelez – werkte aan de jeugdroman De Schat van Orval. In die beroemde abdij zou tijdens de Franse Revolutie namelijk ‘het fortuin van de Bourbons’ verloren gegaan zijn. De nakomelingen van Lodewijk XVII, ‘de verloren zoon’ van Lodewijk XVI en Marie Antoinette, zouden in de jaren die volgden herhaaldelijk mijn pad kruisen. Mijn ervaringen met de tragische figuur van de Franse kroonprins resulteerden in boeken als Hof van Mirakelen, Nostradamus in Orval en uiteindelijk De Zaak Louis VII. Terwijl u dit verhaal leest, houdt u misschien best in gedachten dat ik in 1992 nog nooit gehoord had over Frans Rombaut, en dat ik Naundorff op dat ogenblik nog – ten onrechte – als een potentiële Louis XVII beschouwde.

Patrick Bernauw, oktober 2011
   


Op basis van de hermetische kwatrijnen van de be­roemde ziener Nostradamus kwam Alexander Centu­rio tot de conclusie, dat de politieke kwesties van de 21 ste eeuw geheel gedomineerd zouden worden door een Franse koning, die hij Hendrik de Gelukkige noemt. Hendrik zou geboren worden in de buurt van Le Mans op 21 januari 1981, als de zoon van een ver­armde landedelman uit het huis van de Bourbons. Ook zijn vader zou een Bourbon zijn. De bewijzen daarvoor moeten uit de archieven van het Vaticaan ko­men. In juli 1999 zal Hendrik de Gelukkige de troon be­stijgen en later zal hij, dank zij zijn strijd tegen onder meer de moslims, de leiding op zich nemen van een Verenigd Europa.
Robert Charroux vertelt dan weer dat de pauselijke nuntius in Frankrijk, monseigneur Roncalli, goed be­vriend was met René Louis Charles de Bourbon, het kleinkind van een zekere Karel Wilhelm Naundorff. Op zekere dag verzocht René de nuntius een blik te wer­pen op een bepaald document dat in de bibliotheek van het Vaticaan werd bewaard. Toen ze elkaar bij een volgende gelegenheid ontmoetten, sprak de nuntius zijn vriend aan als 'Uwe Hoogheid', een titel die hij tot dusver nooit had gebruikt.
In augustus werd René de Bourbon ernstig ziek. Hij verzocht de vroegere monseigneur Roncalli, nu paus Johannes XXIII, om een audiëntie. De paus antwoord­de hem dat hij zijn verzoek moest richten tot de Franse ambassade en toen dit gebeurd was, stemde hij schriftelijk toe in een onderhoud met ‘Zijne Koninklijke Hoogheid René Louis Charles de Bourbon'. Charroux vraagt zich af of de paus met betrekking tot de identi­teit van zijn vriend een officieus oordee1 te kennen wilde geven aan de Franse regering, en of hij René daarom verplichtte zijn verzoek via de ambassade te later verlopen.


Op een dag vertelde Leonie haar biograaf dat ze voor­naam bezoek verwachtte. Ze vroeg Schellinck of hij wilde optreden 'als tussenpersoon voor haar bezoeker, die waarschijnlijk geen Vlaams zou verstaan' .
Omdat de man een dag vroeger arriveerde dan aange­kondigd, kreeg Schellinck hem niet te zien en kon hij zich alleen verlaten op het verslag dat Leonie hem tijdens een volgende gelegenheid deed van die belang­rijke ontmoeting. Blijkbaar had ze, toen puntje bij paaltje kwam, dus toch een gesprek kunnen voeren met haar hooggeplaatste bezoeker zonder tussen­komst van een tolk.
'Het was gegaan over den troon van Frankrijk,' ver­klaarde Leonie, 'en over de toekomst van dat land. Het was een prins, rechthebbende op de Franse troon. Toen de prins ging vertrekken, bood hij mij een beurs geld aan om mij van een beter leven te laten genieten, met de belofte dat hij mij zou blijven steunen.'
Leonie weigerde het geld en toen de prins haar de week nadien een nieuwe jurk liet bezorgen, gaf ze die prompt weg aan 'een arme vrouw'.
Verder in het logboek van Gustaaf Schellinck duikt de Franse prins opnieuw op. We krijgen dan te horen dat hem de toegang was verboden tot het Franse grondge­bied. De Tweede Wereldoorlog was uitgebroken en hij vroeg Leonie wat hij moest doen met betrekking tot de internationale situatie. Leonie raadde hem aan zijn plicht te vervullen en zei hem dat hij gerust kon zijn in de toestand.
­Schellinck vertelt vervolgens hoe de man,die kennelijk een hoge functie in het leger had, met zijn soldaten bij de voorposten was ingedeeld. Dit kon bezwaarlijk betrekking hebben op de 'gewone' Franse strijdkrachten, aangezien de toegang tot het grondgebied hem verboden was. ‘Later kwamen we te weten dat het om het Vreemdelingenlegioen ging.’
Tot twee maal toe kwamen er bij een vijandelijke aan­val heel wat van zijn manschappen om, maar zelf werd de prins telkens gespaard. Toen hij zich daarover verwonderde, zei Leonie dat hij de oorlog zou overleven indien hij het gevaar niet zelf ging opzoeken.
Nog altijd volgens Schellinck berichtten de kranten tijdens de bezetting, dat de Franse prins naar Amerika gevlucht was. Leonie ontkende dit: 'De dagbladen logen, vermits de prins niet naar Amerika was, maar het hier slechts de photo van zijn dubbelganger betrof, die ginder in zijn plaats was aangekomen.' Leonie meen­de dat het 'een getroffen schikking was om de massa op een dwaalspoor te brengen en zo de aandacht van hem af te leiden. De prins verbleef nog altijd in ons
land.'
Later liet ze de juffrouw die voor de prins om inlichtingen kwam, haar groeten overbrengen: 'En zeg hem dat ik zo voor hem niet kan blijven bidden. Niemand heeft hem gevraagd om te spioneren en hij mag zijn handen kussen dat hij uit hun handen is ontsnapt. Zeg hem ook dat hij moet onderduiken, want dat ze hevig jacht op hem maken'.
Nog later wist Leonie te vertellen, dat de prins van een abt een pij in bruikleen had gekregen om te ontkomen aan de speurende Duitsers, die hem op dat moment letterlijk op de hielen zaten. Hij zou door enkele 'vrienden' verraden geweest zijn, maar wist te ontko­men.

Eerst dachten we opnieuw met een wild Indianenverhaal rond Leonie Van den Dijck te maken te hebben. Frankrijk was toch al jaren een republiek?
Schellinck gaf zo weinig concrete en zo verwarrende  en tegenstrijdige informatie, dat het ons aanvankelijk  ondoenbaar leek het waarheidsgehalte van deze geschiedenis te controleren. Gesteld dat er een Franse troonpretendent bestond die inderdaad een militaire en politieke rol van betekenis had gespeeld voor en tijdens de oorlogsjaren, was het dan niet al te fantastisch dat een dergelijke edelman de zieneres van Onkerzele als zijn leidsvrouwe zou kiezen?
We hadden in de loop van ons onderzoek evenwel steeds geprobeerd een zo open mogelijk, onbevoor­oordeeld standpunt in te nemen. We wilden bijgevolg ook deze gekke historie het voordeel van de twijfel laten.
Als Leonie de 'moord' op koning Albert en het ongeval van koningin Astrid had voorspeld, en als het ko­ningshuis daarvan op de hoogte was geweest, leek het aannemelijk dat zij af en toe bezoek mocht ontvangen van het hof. En dan behoorde contact met een Frans  edelman eveneens tot de mogelijkheden.
Terloops willen we er de aandacht op vestigen dat ko­ningin Elisabeth al in de jaren dertig een grote paranormale interesse aan de dag legde. Tot haar intimi behoorde Walter Johannes Stein, een occultist van formaat, die van oordeel was dat de middeleeuwse Graallegenden een soort kosmische blauwdruk vormden van heden, verleden en toekomst. Kort voor het uitbreken van de oorlog smokkelde Elisabeth de Oosten­rijker het paleis binnen - 'le docteur Stone est arrivé!' - om met haar zoon, Leopold III, de politieke situatie te evalueren. Tijdens de oorlog fungeerde de inmid­dels tot Brit genaturaliseerde Stein als raadgever voor Winston Churchill. Een en ander kan men nalezen in het geruchtmakende boek De lans van het lot van Trevor Ravenscroft.
Die interesse voor het paranormale is geen exclusief trekje van het Belgisch vorstenhuis. Koningen hebben hun troon nu eenmaal aan God te danken, net zoals profeten, genezers en magiërs door de Almachtige zijn begenadigd en uitverkoren. Wie heeft nooit gehoord over de geschiedenis van Raspoetin en de laatste tsaar en tsarina van Rusland? In 1956 werd bekend dat Julia­na, koningin der Nederlanden, en haar gemaal prins Bernhard, al sinds 1948 sterk onder de invloed ston­den van de gebedsgenezeres Greet Hofmans. Een ste­vige politieke rel was het gevolg. En Nancy Reagan liet, door bemiddeling van de astrologe Joane Quigley, de sterren beslissen over de agenda van haar echtge­noot, de president van de Verenigde Staten.
Wat Leonie en haar relatie tot de aristocratie betrof, hadden wij buiten Gustaaf Schellinck om, de zeker­heid dat het blad La Cité Royale, prinses de Croy en ba­rones de Bethune (over deze laatste meer in het vol­gend hoofdstuk) het doen en laten van de zieneres van Onkerzele van nabij volgden. En prinses de Croy be­hoorde tot de katholieke topadel van België!
Bovendien herinnerden wij ons een verhaal waarop we waren gestoten in het kader van onze speurtocht naar mogelijke motieven voor een moord op koning Albert. Leonie Van den Dijck kwam er niet in voor, maar het vormde een mooi aanknopingspunt. Het kon ook als een soort precedent fungeren voor de geschie­denis die Gustaaf Schellinck ons opdiste (en had dat misschien zelfs werkelijk gedaan).
In zijn boek Albert I, koning der Belgen wijdt prof. dr. Jacques Willequet enkele regels aan de broertjes Sixtus en Xavier van Bourbon-Parma, twee Franse prinsen. In 1917 deden er in kringen van de Geallieerden kwaadaardige geruchten de ronde, als zou koning Albert aansturen op 'een afzonderlijke vrede' van België met Oostenrijk en Duitsland, zonder medeweten van de Geallieerden. Deze geruchten noodzaakten Albert zelfs de Franse president Poincaré gerust te stellen: de koningin was niet naar Zwitserland gegaan om daar 'vijanden te ontmoeten', en hijzelf had niets te maken met de geheime onderhandelingen van de beide prin­sen.
Sixtus en Xavier waren Franse burgers, maar zij vertegenwoordigden tevens de supranationale aristocratie die de Eerste Wereldoorlog als de zelfmoord van Europa beschouwde.
'Zij waren in Oostenrijk toen de oorlogsverklaring hen verraste,' vertelt Willequet, 'maar in plaats van hen te verbieden het land te verlaten, had keizer Frans-Jozef - die dingen gebeuren nu eenmaal in die kringen - hun vertrek naar Zwitserland juist vergemakkelijkt.'
Toen de republiek Frankrijk niet van de toewijding van deze Franse prinsen gediend bleek, was hun nicht - koningin Elisabeth - bemiddelend opgetreden en had Albert hen in de rang van tweede luitenant van de artillerie opgenomen in het Belgische leger.
Sixtus en Xavier wilden zowel Frankrijk als Oostenrijk en zelfs heel Europa redden. Indien Albert niet rechtstreeks bij hun reddingsplan betrokken was, moet hij er eind 1916 in De Panne hoe dan ook mee ingestemd hebben. Men kan zich immers niet inbeelden dat twee officieren van het oorlogvoerende Belgische leger een plezierreisje in vijandelijk gebied gingen maken zonder de toestemming van hun opperbevelhebber.
'Het zou te ver voeren, de gehele reis van de prinsen naar Parijs, Neuchâtel, Laxenburg en Londen in het voorjaar van 1917 na te gaan,' schrijft Willequet. 'Het is bekend dat de mogelijkheden van een vredesrege­ling ten slotte afsprongen op de onwrikbaarheid van Italië en Duitsland. Laat ons volstaan met eraan te her­inneren dat, toen de hele zaak door Clemenceau in april 1918 hardhandig in de openbaarheid was gebracht, Poincaré op bezoek ging bij de koning en de koningin (...). Hij putte zich uit in verontschuldigingen voor de voorzitter van de Ministerraad, terwijl de koningin, die gekwetst was door het schandaal dat haar familieleden aan kritiek had blootgesteld, van oordeel was dat de handelwijze van Clemenceau "noch elegant noch Frans" was.'
Sixtus van Bourbon-Parma overleed in 1934, het jaar waarin Leonie volop aan het voorspellen was gesla­gen, het jaar ook waarin koning Albert dodelijk ten val kwam. Xavier overleed pas in 1977. Was hij de Franse kroonprins, die zijn rol uit de Eerste Wereldoorlog nog eens dunnetjes overdeed tijdens de Tweede?
Niets wees erop dat Xavier van Bourbon-Parma de man was die we zochten, maar we hadden tenminste ‘een model’ gevonden. We wisten nu dat het wilde In­dianenverhaal van Gustaaf Schellinck heel goed reali­teit kon zijn geweest.

Daarna dachten we een hele tijd aan Louis de Bour­bon, volgens sommigen een regelrechte afstammeling van Lodewijk XVII. In januari 1793 sleepten de Franse revolutionairen diens vader naar de guillotine, waarna de resterende royalisten de dauphin dadelijk tot nieu­we koning uitriepen. Lodewijk XVII was op dat mo­ment nauwelijks acht jaar oud en zat gevangen in de Temple van Parijs, waar hij op 8 juni 1795 zou zijn overleden. Sommige historici nemen evenwel aan dat de overlijdensakte vals was en dat het jongetje ofwel al dood was, ofwel gevlucht.
Deze laatste hypothese vond een vruchtbare voedings­bodem in het werk van de grootste profeet aller tij­den, die zijn sympathie voor de katholieke Kerk en de Franse monarchie niet onder stoelen of banken stak. Nostradamus had het lot van Lodewijk XVI en Marie­Antoinette correct voorspeld, redeneerden de royalis­ten. Hij had inderdaad verscheidene verzen gewijd aan hakbijlen en rollende koppen. De royalisten be­gonnen de hermetische kwatrijnen van de goddelijk geïnspireerde ziener na te pluizen op aanwijzingen omtrent het wérkelijke lot van de kleine dauphin.
Als bij mirakel zullen de koning en dertig opvolgers gered worden,' lazen zij in kwatrijn 51 van de zesde centurie, waaruit zij concludeerden dat Lodewijk XVII nog in leven moest zijn en dat na hem nog dertig gene­raties lang de Bourbons over Frankrijk zouden regeren. In een ander kwatrijn was dan weer sprake van een 'trouweloze' (aan de republiek) die ‘de kleine grote’ door een poort zou wegvoeren. Kwatrijn 24 uit de negende centurie kon deze boodschap alleen maar bevestigen:

Uit het paleis met de hoge ramen
zullen de twee koningskinderen ontvoerd worden.
Zij doorkruisen Parijs en het Klooster van St. Denis
dank zij een non. De miserabeien zullen groene pitten vreten.

Voor het gemak hield men er geen rekening mee dat het hier onmiskenbaar om twee koningskinderen ging, en dat het zusje van de dauphin niet op spectaculaire wijze uit de Temple ontsnapte.
In het Nederlandse stadje Delft ligt wat men wel eens 'het meest raadselachtige graf van heel West-Europa' noemt. Het is het graf van een man over wiens jeugd niets vaststaat, maar die als Karl Wilhelm Naundorff sinds 1810 in Berlijn, Spandau en Brandenburg woon­de. In 1824 maakte hij zich tijdens een proces wegens brandstichting en valsmunterij opeens bekend als de zoon van Lodewijk XVI en Marie-Antoinette. Terwijl een ander kind in zijn naam stierf, was hij uit de Tem­ple ontvoerd, precies zoals de katholieke, royalistische ziener Nostradamus het had voorspeld.
In 1833 zocht Naundorff in Parijs contact met de hertogin van Angoulême, de zuster van Lodewijk XVII, maar zij weigerde hem te ontmoeten. Toen hij bleef aandringen, werd hij gearresteerd en in Calais op de boot naar Engeland gezet. Daar publiceerde hij een autobiografie, maar ook een aantal vreemde geschriften van mystieke en magische strekking. Tegelijk ging hij aan de slag als uitvinder van explosieven.
De Engelse regering reageerde niet op zijn voorstellen en hij reisde begin 1845 naar Nederland, waar hij zich als Charles Louis de Bourbon, hertog van Normandië, tot Willem II richtte met het verzoek zijn uitvindingen te mogen demonstreren. Op 30 juni 1845 werd een geheim contract gesloten tussen de Nederlandse rege ring en 'Monsieur Charles Louis’ waarin hem een gesalarieerde functie in Delft werd toegezegd. Daar over­leed hij op 10 augustus van hetzelfde jaar.
De officiële akte noemde hem: 'Charles Louis de Bourbon, Hertog van Normandië (Lodewijk de Zeventien­de) bekend geweest zijnde onder de namen van Charles Guillaume Naundorf (geboren op het kasteel Ver­sailles in Frankrijk, den zeven en twintigsten Maart zeventien honderd vijf en tachtig en alzoo oud ruim zestig jaren, wonende binnen deze stad; zoon van wijlen Zijne Majesteit Lodewijk de Zestiende, Koning van Frankrijk, en van Hare Keizerlijke Hoogheid Marie­
Antoinette, Aartshertogin van Oostenrijk, Koningin van Frankrijk, beiden gestorven te Parijs.'
'De Nederlandse kroon had duidelijk vertrouwen in Naundorff,’ meent André Van Bosbeke in Ridders van nu. 'Via langdurige processen (1926, 1954) hebben Naundorffs nakomelingen hun aanspraken proberen te bewijzen. Zonder succes echter. Pikant detail: bij een grafopening in 1950 werd vastgesteld dat Naun­dorff ongeveer 60 jaar oud was geworden. Hij zou dus, net zoals Lodewijk XVII, in 1785 kunnen geboren zijn.'
Het was Simon Vinkenoog die onze aandacht vestigde op de dichter en prozaschrijver Louis de Bourbon (Renkum, 1908 - Arnhem, 1975), de achterkleinzoon van Karl Wilhelm Naundorff. In de jaren dertig be­hoorde hij tot de rooms-katholieke dichters rondom de tijdschriften Roeping en De Gemeenschap.
Volgens de Moderne Encyclopedie van de Wereldliteratuur waren de nazaten van Naundorff wel degelijk gerech­tigd de naam Bourbon te voeren. Louis de Bourbon studeerde rechten. Hij was werkzaam in de journalis­tiek en maakte tijdens de bezetting deel uit van het verzet. Naar aanleiding van zijn in 1975 verschenen Verzamelde Gedichten werd hij door Jan H. de Groot gekarakteriseerd als 'de dichter van het levenslange heimwee'.
Vooral zijn 'autobiografische' gedichten behoren tot de meest indrukwekkende:

Een prins van Frankrijk en het zoet Navarre
heeft blauwe ogen, donkerblonde haren,
maar geen paleizen meer en geen vazallen,
want heersen doen in deze eeuw barbaren.

Een paar details stemden overeen met de kenmerken waaraan de kroonprins die bij Leonie op bezoek kwam, diende te beantwoorden: het katholicisme, de rol in het verzet. Maar een heleboel andere gegevens stonden een identificatie van de kroonprins als Louis de Bourbon in de weg. Van 1938 tot 1946 was de man burgemeester van het Nederlandse plaatsje Oss en kon hij onmogelijk de omzwervingen gemaakt hebben die Leonie en Schellinck hem toeschreven. Bovendien was Louis de Bourbon een Nederlands onderdaan, die perfect Nederlands sprak. Waarom zou Leonie dan in eerste instantie om een tolk gevraagd hebben? De toe­gang tot Frankrijk was Louis de Bourbon ook helemaal niet ontzegd.
In Het Wonderbare Leven van Leonie Van den Dijck treffen we de volgende, merkwaardige voetnoot aan: 'Het be­treft hier Louis Jean Henri de Bourbon, overleden in 1975, vader van prins Charles Louis de Bourbon, 53 jaar, die ons onlangs deze inlichtingen verschafte. De Franse prins over wie het hier gaat, bezat de Neder­landse nationaliteit, sprak perfect Nederlands en woonde vermoedelijk te Hengelo gedurende de oor­log. Hij was officier in het Nederlandse leger en maakte als dusdanig de oorlog mee. Wegens zijn activiteiten onder de bezetting moest hij zich een tijd verborgen houden. Kort na de oorlog, toen er sprake was dat Europa communist zou kunnen worden, week heel de fa­milie uit naar Canada.'
Het curriculum vitae van deze Louis de Bourbon stemt helemaal niet overeen met dat van de schrijver-journalist. Sterker nog: àls een Louis de Bourbon in contact stond met Leonie, kan het bezwaarlijk déze geweest zijn. En toch beweert de zoon dat het zijn vader was en niemand anders...

We hadden de hoop al opgegeven tot een min of meer definitieve conclusie te kunnen komen, toen wij een 'revue' van Ben Herremans onder ogen kregen, over­vloedig gei1lustreerd met fotomateriaal: Geheimen ach­ter Europese kronen, deel 2. In een hoofdstuk getiteld 'Frankrijk: de gevangenen van de geschiedenis' von­den we een man die een stuk beter aan de summiere beschrijving van Schellinck beantwoordde dan Louis de Bourbon. De notities van Schellinck zijn niet altijd zo correct wat data en omstandigheden betreft, maar we vinden in zijn verslag zoveel echo's van de avontu­ren van Henri d'Orléans, dat we deze graaf van Parijs alleen maar kunnen identificeren als de kroonprins van Leonie Van den Dijck...
'Bijna twee eeuwen nadat in Frankrijk op bloedige wijze de Republiek werd gevestigd, is het geslacht van de vroegere koningen niet uitgestorven,' schrijft Herre­mans. 'Het noemt zich nog steeds het "Franse Vor­stenhuis", en de leden pretenderen volkomen recht­matig, volgens strikte opvolgingsvoorschriften, de kroon. Ze noemen zich graaf van Parijs en eisen dat ze met "Monseigneur" worden aangesproken, zoals hun voorouders. '
Het gaat hier om afstammelingen van Filips, hertog van Anjou en broer van Lodewijk XIV, de Zonneko­ning. Zij werden onschadelijk geacht en men duldde oogluikend hun verblijf in Frankrijk, tot er in 1886 na felle discussie een verbanningswet werd uitgevaar­digd waardoor het grondgebied van de Republiek 'voor immer verboden' werd aan 'de hoofden van de families, die over Frankrijk geheerst hebben en aan hun directe erfgenamen van het eerstegeboorterecht' .
De toenmalige graaf van Parijs werd het land uitge­stuurd. Hij vond een onderkomen in de Brusselse ge­meente Sint-Pieters-Woluwe. Het vroegere kasteel ­Putsdaal werd omgedoopt tot 'kasteel van Anjou', men hees de Franse driekleur en men bevestigde twee lantaarns met het lelie teken en een koningskroon aan de poort.
'Ik wist dat Frankrijk erg nabij was en de idee dat het verboden terrein was, irriteerde me mateloos,' ver­klaarde de in 1910 geboren Henri d'Orléans.
Hij zocht dan maar zijn heil in reizen naar het buiten­land. Tijdens een trip door Centraal-Europa ontmoette hij in Bohemen zijn nichtje Isabelle de Bragance. Op 8 april 1931 traden ze in Palermo in het huwelijk. Aan­hangers van de monarchistische idee maakten er een glorieuze demonstratie van.
'Ik zal Frankrijk een dozijn prinsen schenken,' beloof­de de bruid, maar ze zou het 'slechts' tot elf nakome­lingen brengen.
'Tot kort voor de oorlog vestigt het gezin zich op het kasteel te Sint-Pieters-Woluwe,' rapporteert Herre­mans. 'Na de topontmoeting te München tussen Hit­ler, de Britse minister Chamberlain en zijn Franse con­frater Daladier - die als geallieerde bondgenoten een beschamend compromis onderschrijven - gaat de graaf van Parijs eensklaps tot de actie over. Vermomd als verpleger overschrijdt hij in zijn wagen de grens en hij begeeft zich naar Magny-en-Vexin, waar hij zijn verontwaardiging lucht tijdens een persconferentie. "De oorlog is niet vermeden, maar slechts uitgesteld," predikt hij verbeten. Zijn woorden worden 's anderen­daags paginabreed uitgesmeerd in diverse kranten. Het incident geeft zelfs aanleiding tot een rel tussen België en Frankrijk, dat er zijn noordelijke buur van beschuldigt de graaf bij zijn initiatief te hebben gehol­pen.'
Vreemd genoeg bleek de Franse woede in 1939 al zo sterk geluwd, dat men Henri d'Orléans inschakelde om koning Leopold voor de Franse politiek te vermur­wen. Leopold stond op het punt een belangrijke rede­voering te houden tot het Amerikaanse volk, en in Franse politieke middens heerste onrust omtrent de inhoud van die rede.
'De Franse edelman liet daarom verstaan, dat men in Frankrijk hoopte dat de Koning noch over de vrede noch over de neutraliteit"zou reppen,' schrijft C. Koninckx in Koning Leopold lIl, diplomaat voor de vrede. 'Ge­let op het prestige van koning Leopold in de Verenig­de Staten, vreesde men immers dat zijn woorden de Amerikaanse opinie zouden beïnvloeden. Dat was nu precies de bedoeling van de redevoering. Nu spande men zich juist in Frankrijk in opdat de Verenigde Sta­ten aan zijn zijde en aan die van Groot-Brittannië in de oorlog zouden treden. Roosevelt had immers op 5 sep­tember de neutraliteit van de Verenigde Staten gepro­clameerd.'
Het waren woelige tijden voor Europa en de ouders van Henri besloten zich terug te trekken in Marokko. De graaf zelf zond zijn gezin naar Brazilië, bij zijn schoonouders. Op de terugreis, aan boord van een schip dat onder de Belgische vlag voer, vernam hij dat de Duitsers België waren binnengevallen. De boot werd afgeleid naar het eiland Wight en Henri keerde op eigen houtje naar Brussel terug, waar hij zich tot de Franse president wendde met een schriftelijk verzoek om in het Franse leger te mogen vechten. Het voorstel werd beleefd van de hand gewezen.
Henri moest werkeloos toezien hoe ook zijn land door de troepen van het hakenkruis onder de voet werd ge­lopen. Toen stelde president Lebrun zich echter ver­zoenend op: 'U kunt wel degelijk uw vaderland die­nen. Niet in uniform evenwel, maar als koerier.'
En zo begaf de graaf van Parijs zich op een geheime missie, waarbij hij dankbaar gebruik zou hebben ge­maakt van zijn goede relaties met de koninklijke fami­lies van de landen die hij bezocht. Daarna meldde hij zich als vrijwilliger bij het Vreemdelingenlegioen, on­der de naam Robert Orliac en met een Zwitsers pas­poort.
Nog tijdens het eerste oorlogsjaar bereikte hem het nieuws dat zijn vader ernstig ziek was. Hij vroeg toe­stemming om naar Marokko te gaan, waar zijn vader al een week overleden bleek. Na een rouwperiode her­nam de graaf zijn militaire activiteiten.
Herremans: 'Door zijn inzet werkt Henri zich in de gunst van het Franse volk en zelfs van de overheid. Op het einde van het jaar 1945 wordt hem in een brief beloofd dat "zijn oudste zoon een Franse opleiding krijgt als zijn vader van zijn troonrechten wil afzien". De graaf van Parijs weigert.'
In 1950 werd de verbanning opgeheven. De graven van Parijs mochten voortaan weer in Frankrijk wonen en daar ook aan politiek doen. Tussen de koning zonder kroon en de generaal met de macht, Charles de Gaulle, zou zich zelfs een warme vriendschap ontwik­kelen...

Henri d'Orléans mocht Frankrijk niet in. Hij deed zijn gezin emigreren naar Brazilië, maakte in het kader van zijn activiteiten als lid van het verzet heel wat omzwervingen door Europa, streed in het Vreemdelingenle­gioen in de eerste linies en was door zijn jarenlange verblijf in Brussel - wie weet? - misschien zelfs lichtjes tweetalig geworden. Wat zou verklaren waarom Leonie eerst meende een tolk nodig te hebben, maar het daarna zonder bleek te kunnen stellen... Henri d'Orléans of Louis de Bourbon? Onze voorkeur gaat uit naar de eerste troonpretendent. Maar het op­duiken van de tweede in Het Wonderbare Leven van Leonie Van den Dijck maakt er deze episode uit haar turbu­lent bestaan alleen maar interessanter op. Heeft de zoon van Louis de Bourbon de redacteuren van Het Wonderbare Leven wat op de mouw gespeld? En zo ja, waarom?
Of stel dat Leonie Van den Dijck niet van één, maar van twéé kroonprinsen bezoek mocht ontvangen... En dat hun curricula vitae door die arme meneer Schellinck lichtjes door elkaar werden gehaald en versmolten tot één enkel verhaal?
Zo roept iedere vraag die beantwoord wordt, weer nieuwe vragen op…­

Reacties

Podcast Mystiek Actie Front MAF!

Luisterboeken Podcast

Populaire posts van deze blog

Antwerpen: Brabo en Antigoon

Over een DNA onderzoek op het bloed van koning Albert I in Marche-les-Dames... en wat het (niet) verklaart

Sint-Pieters Rode: Het Spookkasteel van Horst

Figy.be - Belgische Sagen, Mythen & Legenden

De mysterieuze dood van Prins Boudewijn van België in 1891

Urban Legends in Mysterieus België

05. De moord op koning Albert

Onkerzele: Het Orakel Ontgraven

Affligem: Van Galgenberg tot Duivelsput

Mechelen: De Geschiedenis van Opsinjoorke