De mysterieuze dood van Prins Boudewijn van België in 1891
Ivan Dockx (°Herentals 1984) studeerde geschiedenis en godsdienstwetenschappen aan de KU Leuven. Geschiedenis is steeds een grote passie van hem geweest. Vooral historische mysteries spraken steeds tot zijn verbeelding. In zijn boek De dood van Albert I en de roof van de Rechtvaardige Rechters geeft hij een mooi overzicht van alle belangrijke historische gebeurtenissen die op de een of andere wijze banden hebben met het Lam Gods, de dood van Albert I, de tempeliers en tal van mysterieuze organisaties die nog steeds bestaan. Het boek zal verkrijgbaar worden in de loop van oktober, als paperback in alle online boekhandels (zoals ook Bol.com of Standaard Boekhandel) en als ebook bij onder meer Kobo (€ 6,95) en Scribd:
De dood van Albert I en de roof van de Rechtvaardige Rechters (Mysterieus België, #26) by Draft2Digital
Uit dit boek nemen wij graag voor u het hoofdstuk op rond:
De mysterieuze dood van prins Boudewijn van België in 1891
Het jaar 1869 was een droevig
jaar voor de Belgische monarchie. In dat jaar overleed namelijk de
troonopvolger en enige zoon van Leopold II, prins Leopold. Dit was een verlies
dat de koning nooit meer te boven zou komen. Enkele maanden later werd in de
koninklijke familie terug een mannelijke troonopvolger geboren, ditmaal in het
gezin van Filips, graaf van Vlaanderen en broer van Leopold II. Deze prins
kreeg de naam mee van Boudewijn. Van bij zijn geboorte werd prins Boudewijn
aanzien als de kroonprins, de opvolger van zijn oom Leopold II. Zijn vader Filips
van Vlaanderen had steeds laten verstaan de troon aan zich voorbij te laten
gaan. De prins werd als troonopvolger zeer geliefd onder de bevolking. Vanaf het
jaar 1887 –hat jaar waarin hij overigens 18 jaar werd- trad hij meer en meer in
de openbaarheid tussen het volk. Op Vlaams grondgebied liet de prins meermaals
blijken de Nederlandse taal goed te beheersen. De prins was ook uitermate
geliefd in het leger. Op aandringen van koning Leopold II bouwde hij dan ook
een militaire carrière uit, bij de grenadiers en de carabiniers.
Natuurlijke dood of niet…?
Aan het leven van deze
beloftevolle prins kwam echter abrupt een einde op 23 januari 1891. De Belgische
kroonprins was amper 21 jaar oud. Het is hier dat deze bijdrage eigenlijk pas
begint. Officieel was de doodsoorzaak een longontsteking, maar al snel deden geruchten
de ronde als zou er meer aan de hand geweest zijn. De prins zou helemaal niet
overleden zijn aan een longontsteking maar wel verwikkeld zijn geraakt in een
passioneel drama…
Meermaals werd deze piste
afgedaan als zijnde “volkse” roddels. Roddels van anarchisten, mensen uit
linkse hoek die de monarchie schade wilden berokkenen. Dat is normaal gezien
ook de bedoeling van roddels. Roddels worden meestal de wereld ingestuurd om
een persoon of een instituut te beschadigen. Dit klopt in deze zaak helemaal
niet. De verhalen die nu hier en daar in Vlaanderen nog de ronde doen, komen
–zoals we hieronder zullen zien- vanuit de hoge adel. Deze verhalen vinden hun
oorsprong bij graven, burggraven en prinsen. Mensen die van nabij in contact
kwamen met het Hof en ten dienste stonden van de Koning. Vaak waren zij uiterst
trouw aan koning Leopold II, zo ook in de meer omstreden Congo-dossiers. Deze
mensen uit de hoge adel hadden geen enkel belang bij het feit dat de monarchie
in diskrediet gebracht zou worden, integendeel. Het is uitermate duidelijk dat
al deze verhalen vanuit de hoge adel komen en niet van gewone mensen. Wel zijn
het de gewone mensen, de hoveniers, de koetsiers, de knechten, de dienstmeisjes
die flarden van dit verhaal hebben opgevangen en doorgegeven aan het nageslacht.
Een ander argument tegenover deze
“indianenverhalen” omtrent het overlijden van prins Boudewijn komt vanuit de
medische verslagen. Verschillende historici menen dat het op basis van medische
dagverslagen perfect te bewijzen valt dat de prins gewoon stierf aan een
longontsteking. Het klopt dat dit op basis van deze verslagen perfect te
bewijzen valt. Maar we moeten hier wel de kritische bedenking bij durven maken
dat zulke medische rapporten achteraf ook snel konden opgesteld worden, indien
dit gevraagd werd of indien dit gewenst was om een schandaal te verbergen. De
medische rapporten die bewaard werden zijn uiteraard geschreven door dokters
die allen ten dienste stonden van de koninklijke familie. Uit wiens hand men eet, diens woord men spreekt, aldus een oude
volkswijsheid?
Wel is er enige correspondentie
bewaard gebleven, namelijk brieven die handelen over de toestand van prins
Boudewijn. Het kan zeker zijn dat de prins enkele dagen voor zijn dood
–omstreeks 16 januari- een kou gevat had, maar deze zou op 22 januari zeker van
de baan geweest zijn. Andere correspondentiebrieven handelen allemaal over de
plotselinge dood van de prins. Zowel de ziekte als de dood zijn historisch
correcte gegevens, maar zijn deze daarom meteen zo nodig aan elkaar te linken?
Het is perfect mogelijk dat de prins een kou vatte omstreeks 14 januari, maar
dat hij omstreeks 21 januari reeds terug op de been was en terug kon gaan en
staan waar hij wilde. Feit is ook dat het paleis geen gezondheidsbulletins van
de kroonprins uitbracht, achteraf zogezegd om het volk niet te alarmeren. Toch
vreemd dat men geen gezondheidsbulletins uitbracht van de kroonprins, maar wel
van zijn zus Henriëtte. Hoewel zij voor de Belgische dynastie in de lijn van de
troonsopvolging helemaal niet van belang was.
Zoals Louis Wilmet –de biograaf
van prins Boudewijn- zelf zegt omtrent de verschillende theoriën over
Boudewijns overlijden, zijn de verhalen die achteraf de ronde deden zeker en
vast gebaseerd op historische, reële feiten maar hebben zij niets te maken met
de dood van prins Boudewijn. Net hier moet toch enige voorzichtigheid aan de
dag gelegd worden. Misschien is men er in het verleden nooit echt in geslaagd
om deze zaken geloofwaardig aan elkaar te linken en de optelsom van 1+1=2 te
maken. Mijn interesse voor dit onderwerp werd alvast gewekt door een
krantenartikel, geschreven door Bart Timperman in de Gazet van Antwerpen enkele
jaren geleden. Dit verhaal was zeer vaag, maar na enig onderzoek bleek dat deze
skeletstructuur meer en meer kon aangekleed worden met historische gegevens.
Hieronder begin ik met het bewuste artikel en zullen we stap voor stap dit
verhaal vervolledigen. Uiteraard kan op basis van schriftelijke bronnen nooit
bewezen worden dat prins Boudewijn zou zijn omgekomen in een passioneel drama.
Deze zaken staan nergens op papier en moest er ooit correspondentie over deze
zaken bestaan hebben tussen toonaangevende getuigen dan zou dit –zoals we nog
zullen zien- wel eens vernietigd kunnen geweest zijn. Indien men er destijds
een doofpotoperatie van wou maken en de ware toedracht wou verduisteren dan
moesten uiteraard grondig alle sporen gewist worden.
Heel vreemd blijft dat na de dood
van de kroonprins geen publieke groet werd georganiseerd door het paleis, zeker
gezien de populariteit van de jonge kroonprins. Meestal gebruikt de monarchie
zulke zaken om het volk rondom het koningshuis te verzamelen en zo het belang
van de monarchie in het land te bevestigen. Na de dood van prins Boudewijn is
dit echter helemaal niet gebeurd. Waarom niet? Was er dan toch iets te
verbergen? Twee jaar voordien pleegde de Oostenrijkse kroonprins Rudolf
zelfmoord door zich door het hoofd te schieten. Ook deze prins was enorm
populair en werd toch nog met een windel om het hoofd opgebaard voor het volk.
Zo gebeurde ook bij Albert I na zijn fatale val van de rotsen in 1934. Indien
er geen publieke groet kwam dan werden er meestal wel foto’s vrijgegeven van de
opgebaarde prins. Zelfs dat gebeurde niet in 1891.
Wanneer we realistisch blijven is
het duidelijk dat de ware toedracht van Boudewijns dood enkel aan het licht zou
kunnen komen via onderzoek van het lichaam, zulk een onderzoek zal er uiteraard
nooit komen. In beschouwing gelaten dat men na 118 jaar nog iets zou kunnen
onderzoeken dat informatie kan verstrekken omtrent de doodsoorzaak.
Het behouden van de goede
reputatie van prins Boudewijn na zijn dood was voor de koninklijke familie
alvast een belangrijk doel. Maria van Hohenzollern-Sigmaringen
–de moeder van prins Boudewijn en
van de latere Albert I- liet niet na om te zeggen hoezeer de verhalen en
geruchten omtrent de dood van haar oudste zoon haar kwetsten. Wanneer in 1930
een publicatie over de koninklijke familie geschreven wordt drukt Albert I erop
: “n’oublierez pas d’ecrire que Baudouin
est mort de mort naturelle. Il faut nous aider à arrêter les calomnis”. Deze
uitspraak is 40 jaar na de feiten toch wel merkwaardig te noemen. Men wou lang
na Boudewijns dood zijn goede naam en faam koste wat het kost behouden en de
geruchten die hardnekkig waren en lang doorschemerden de kop indrukken. Omtrent
Boudewijns dood vinden we nog verklaringen terug in het jaar 1905 en 1938. De
meest merkwaardige verklaring dateert misschien nog uit 1965. Deze verklaringen
bevatten flarden van de oplossing of van de puzzel zoals we deze op het einde
van het dossier zullen naar voor brengen.
In 1905 spreekt men over “meurtre
accompli avec sauvagerie par un mari outragé à la suite d’une liaison coupable
entre le prince charmant et une délicieuse femme dont le nom brille aux
premières pages de l’armorial”. In 1938 vertelt een religieuze uit
Congo dat prins Boudewijn effectief vermoord werd door een liefdesrivaal. Deze
jonge adellijke heer zou zijn verbannen door de familieraad naar Congo en daar
2 jaar later zijn overleden te Luluaburg. In het werk van Wilmet worden
verschillende adellijke figuren genoemd die mogelijks iets te maken hadden met
de dood van de prins. Het meest merkwaardige is misschien nog de getuigenis van
minister van Staat Camille Huysmans in 1965. Hij vertelde toen aan pater L.
Vercammen dat Boudewijn was neergeschoten door de man van de hofdame waarmee
hij te doen had. We mogen toch aannemen dat deze minister van Staat dergelijke
verklaring toch niet zomaar uit de lucht greep. De aanzet tot een interessant
onderzoek naar deze geruchten, hun oorsprong en accuraatheid was alvast gezet.
Drie verschillende
plaatsen, drie dezelfde geruchten…
De grote vraag is natuurlijk waar
in Vlaanderen doen vandaag de dag nog steeds geruchten de ronde omtrent het
overlijden van prins Boudewijn. Voor zover ik heb kunnen achterhalen zijn er
nog drie grote brandhaarden waar de geruchten nog duidelijk aanwezig zijn.
Overal komt de kern van het verhaal overeen, enkel de invulling ervan durft al
eens te verschillen in de details. Een gegeven dat ook voor deze verhalen pleit
is dat ze afkomstig zijn uit drie verschillende dorpen, afkomstig van
verschillende mensen die elkaar nooit gezien of gehoord hebben.
Deze verhalen leven nog sterk te
Westerlo (provincie Antwerpen), Oudergem (provincie Vlaams-Brabant) en
Bovelingen (provincie Limburg). De vraag is natuurlijk : 1) hoe is het te
verklaren dat de geruchten omtrent de dood van prins Boudewijn net daar aan de
oppervlakte komen en 2) wat is de link tussen Westerlo, Oudergem en Bovelingen?
Deze hamvragen maken we hieronder duidelijk. Alles zal te maken hebben met het
plaatselijke dorpskasteel en met de adellijke bewoners ervan.
A. Het verhaal van Bovelingen
Te Bovelingen doet het verhaal de
ronde dat prins Boudewijn op 23 januari 1891 vermoord werd in het kasteelpark
tijdens een duel met een liefdesrivaal. Dit verhaal is bekend bij de
plaatselijke heemkundige kring en Jos Schoefs schreef hierover kort iets op de
website, omdat hij vond dat dit verhaal bewaard moest worden. Hij had het
verhaal van de zoon van de voormalige tuinier van het kasteel te Bovelingen.
Het kasteel van Bovelingen was in
die periode in bezit van de familie de Borchgrave d’Altena. Hoewel deze familie
bij de gemiddelde Vlaming niet echt een belletje doet rinkelen toch waren zij
niet onbelangrijk in de vaderlandse geschiedenis en hadden zij contact met
hogere kringen. Ook aan het Hof van Leopold II waren zij uitermate goed bekend.
Niemand minder dan Paul de Borchgrave d’Altena was sinds 1886 secretaris van
Leopold II. Paul de Borchgrave d’Altena kwam dus vaak in contact met de Koning
en wist wat er leefde in het Koninklijk Paleis. Enkele jaren later werd deze
Paul zelfs kabinetschef van de Koning tot in het jaar 1901. Het is geweten dat
deze functie een zekere macht en aanzien met zich meebrengt en dat dit DE
functie bij uitstek is in het Paleis. Enkele jaren geleden schreef men niet
voor niets het boek “Koning en Onderkoning” over Albert II en zijn kabinetschef
van Ypersele de Strihou. De familie de Borchgrave d’Altena had ten tijde van
het overlijden van prins Boudewijn (1891) zeer goede contacten met het Hof en
zij hadden daar ook een bron in de persoon van Paul de Borchgrave d’Altena. Het
verhaal van Bovelingen heeft op die manier sowieso zijn oorsprong gevonden,
later werden flarden van dit verhaal opgevangen door het personeel en op deze wijze
in stand gehouden. Niet onbelangrijk is ook te weten dat de familie de
Borchgrave d’Altena verwant was aan de familie ’T Kint de Roodenbeke, de
kasteelheren van Ooidonk. Het is historisch bewezen dat prins Boudewijn graag
te Ooidonk kwam en dat hij er meermaals te gast was op jachtpartijen van de
“beau monde” waaraan ook ministers deelnamen.
B. Het verhaal van Westerlo
Het verhaal dat te
Westerlo de ronde doet vond zijn neerslag in het bewuste krantenartikel dat ik
hierboven reeds aanhaalde. Ik zal dit artikel hieronder weergeven en de kern
ervan bespreken.
Wat we voor het vervolg van deze
bijdrage onthouden uit het verhaal van Westerlo is het volgende :
-het verhaal te Westerlo
ontstond op basis van verhalen van dienstpersoneel en oud-kolonialen
-prins Boudewijn zou een relatie
hebben gehad met een getrouwde vrouw, men geeft hier als mogelijke
liefdespartner Nathalie de Croy, de kasteelvrouw van Westerlo. Dit zal een
vergissing zijn die we later zullen recht zetten. Maar we moeten wel zoeken
binnen de familie van Nathalie de Croy.
-de dader zou van adel zijn en
naar Congo zijn verbannen om daar te sterven
-het dienstpersoneel dat bij de
moord betrokken was zou zijn weggepromoveerd naar Duitsland.
C. Het verhaal van Oudergem
Dit verhaal is sowieso anders dan
de andere verhalen. Hier wordt niets verteld over de plaats van de moord, maar
wel over de omstandigheden. Prinses Ludmille d’Arenberg (°1870) zou de inzet
geweest zijn tijdens een duel tussen prins Boudewijn en een liefdesrivaal,
mogelijk de man van Ludmille d’Arenberg. De prins zou dodelijk gewond geraakt
zijn en aan deze verwondingen zou hij zijn gestorven. Deze verhalen doen te
Oudergem de ronde vanaf het jaar 1913. In dat jaar betrekt de prinses d’Arenberg
aldaar het kasteel “La
Solitude ”. Zij zal daar blijven wonen tot aan haar dood in
1953. Zij leefde teruggetrokken van de buitenwereld, maar bij haar komst naar
Oudergem hadden de geruchten haar vergezeld. De persoonlijkheid van de prinses
d’Arenberg maken het verhaal nog interessanter. Het zou goed mogelijk geweest
zijn dat zij een belangrijke rol speelde in dit hele verhaal, wellicht was zij
de spilfiguur, de inzet van het conflict. De prinses behoorde tot de hoogste
adel in ons land en had verschillende en goede contacten –haast familiale- met
het Hof. Daarenboven was zij van dezelfde generatie als prins Boudewijn
(°1869). Ook inzake dit verhaal is de bron sterk te linken aan deze
hoogadellijke familie en aan het kasteel “La Solitude ”. Later zette
het dienstpersoneel deze mondelinge traditie opnieuw verder.
De rol van de eerste kolonialen?
Zoals we hierboven gezien hebben
duikt hier en daar in het verhaal toch ook een link op naar de eerste Belgische
kolonialen. Waarom de dood van prins Boudewijn gelinkt wordt aan de eerste
Belgische kolonialen is ook logisch te verklaren. Tijdens het jaar 1891 waren
de eerste Belgische verkenningen in de nieuwe kolonie Congo namelijk pas
begonnen. Men zocht voor deze expedities vooral jonge mannen die wat militair
onderlegd waren. Het spreekt vanzelf dat ook enkele mannen van adel in dit
avontuur stapten. Voor dit verhaal zijn twee namen belangrijk : namelijk Ernest
d’Ursel en Odilon de Heusch.
A. Ernest d’Ursel
Een van de verhalen omtrent de
dood van prins Boudewijn verwees naar iemand van adel die zou zijn verbannen
naar Congo en kort daarna zou zijn overleden in Luluaburg. Aan deze beschrijving
voldoet slechts 1 persoon : namelijk graaf Ernest d’Ursel (1866-1892). Volgens bepaalde geruchten was dit de
moordenaar van prins Boudewijn eind januari 1891. Ook journalist en royaltywatcher
Jan Van den Berghe schreef dit in een van zijn werken omtrent het koningshuis.
Ernest d’Ursel zou na de moord op de kroonprins door zijn familie veroordeeld
zijn en verbannen zijn naar Congo om daar te sterven. Vier maanden na de dood
van prins Boudewijn vertrok hij samen met Henri de Croy naar Congo. Begin
januari 1892 –nog geen jaar na de dood van prins Boudewijn dus- overleed hij te
Luluaburg. Volgens sommigen had Henri de Croy hem vergiftigd. Wat in dit
verhaal wel zou kunnen kloppen is zeker en vast de leeftijd van Ernest d’Ursel.
Hij was geboren in 1866 en behoorde ongetwijfeld tot de generatie van prins
Boudewijn (°1869). Voorts was Ernest d’Ursel ook militair onderlegd en was hij
vastberaden carrière te maken in het leger. Het is geweten dat prins Boudewijn
actief was bij de grenadiers en carabiniers en dat hij een groot hart had voor
het leger.
B. Odilon de Heusch
Reacties