De Hopduvel wordt opgeroepen met een toverboek
Mocht je
ergens, waar dan ook, een boek met een dikke zwarte band vinden, een boek dat
er uitziet als een écht boek, als dít boek bijvoorbeeld. Maar het
heeft binnenin blanco bladzijden…
Neem het
dan niet mee! Gooi het zo snel mogelijk zo ver mogelijk weg! Sla het niet open
en… als je het toch doet, en er staat bijvoorbeeld een toverspreuk in geschreven…
Lees die dan niet voor!
Niet in
stilte en al helemaal niet hardop! Reciteer de toverspreuk in geen geval, want
je weet nooit wie of wat je oproept:
Y’ai!
Ng’ngah Yog-Sothoth!
H’ee-l’ greb f’ai’ throdog!
U aah!
Ogthrod ai’f geb’lee’h Cthulhu!
‘n Gah’ng ai’Y Zhro!...
Hopduvel!
Te laat,
je hebt het toch gedaan!… Nu ja, ontelbaar velen zijn je voorgegaan… en zij
hebben het spoor van de Hopduvel gevolgd, die nooit naliet aan hen te verschijnen,
in één van zijn ontelbaar vele gedaanten…
Laten wij
dat vandaag dus ook doen: het spoor van de Hopduvel volgen, kijkend naar de
lichtbeelden die hij ons heeft nagelaten, luisterend naar de verhalen die ons
onderweg worden ingefluisterd…
Nog niet zo lang
geleden, rond half elf ‘s avonds… Zullen we hem Erik noemen, of was het een Erika?
Het maakt niet uit… Deze persoon is met de jeep verdwaald geraakt en hier, bij
het Hoppeveld van de Faluintjes, vindt hij… of zij… in het midden van het
karrenspoor dat zwarte boek… En Erik, of Erika, stopt en stapt uit… En de wind
ritselt door de bladzijden van het boek, tot die open blijven liggen op die ene
pagina…
Y’ai!
Ng’ngah Yog-Sothoth!
H’ee-l’ greb f’ai’ throdog!
u aah!
Ogthrod ai’f geb’lee’h Cthulhu!
‘n Gah’ng ai’Y Zhro!... Hopduvel!
En zie, daar ziet Erik… of Erika… iets
langs de hopperanken kruipen… En de koplampen van de jeep beschijnen een
schepsel met twee grote ogen, zonder oogleden… die glimmen als oranje knikkers.
Het neusloze hoofd heeft de vorm van een acht en het is bijna even groot als de
rest van het dunne en spichtige lichaam. De onbehaarde huid lijkt op nat
schuurpapier. Het wezen is ongeveer een meter groot en klemt zijn lange klauwen
om een hoppestaak… en verdwijnt!
Op die onzalige avond, mijn beste, werd inderdaad
weer de aloude Hopduvel opgeroepen… door een ongelukkig toeval…
Of toch niet?
Men gaat ervan uit dat de kwelgeest is
gestorven, toen de hoppeteelt teloorging, maar niets is minder waar. Kwelduivels
hebben het eeuwige leven, en hoe meer mensen in hun bestaan geloven, hoe
sterker zij worden. Dit soort wezens leeft nu eenmaal van het geloof van de
mensen; daaraan onttrekken zij hun levenskracht, hun energie. De Hopduvel was
ernstig verzwakt, ongetwijfeld… maar door al die feesten rond zijn persoon kwam
hij opnieuw tot leven in de verbeelding van het volk van Asse, van Meldert en
Moorsel, van Erembodegem en van Affligem en zie…
De politie die Erik… of was het Erika?…
aan de tand voelde… én de drie passagiers in de jeep verhoorde… was ten zeerste
onder de indruk van de opmerkelijke
overeenkomsten in hun beschrijvingen. De ooggetuigen hadden niet gedronken en
staan bekend als betrouwbaar. Evenmin hebben zij een poging gedaan om de
kranten bij hun verhaal te betrekken en op die manier, heel even, een Bekende
Vlaming te worden, of iets te gaan doen in de media. Hun verhaal raakte pas
bekend toen er gelijksoortige meldingen bij de politie binnen stroomden…
De Hopduvel – Humulus Lupulus – is met
andere woorden weer uitgebroken… En het lijkt zeer onwaarschijnlijk dat het
alleen maar om een flauwe grap zou gaan…
Reacties