Mazenzele: Een Klokkeput met de schatten van Affligem?
De illustratie van Marc Borms is afkomstig uit het GPS-Spel Van Galgenberg tot Duivelsput, waarin onder meer een onderzoek wordt ingesteld naar een spookachtige klokkeput...
Zie ook:
Volgens
een mondelinge overlevering zouden ‘de schatten van Affligem’ voor de komst van
de Franse revolutionairen ergens in de grond verstopt zijn. Het zou onder meer
gaan om de klokken van de grote middeleeuwse kerk, waarvan er nu nog een ruïne
in de tuin van het klooster staat, gouden en zilveren engelen, kelken en
kruisen – dit alles uiteraard met schitterende edelstenen bezet. Nu zijn er wel over meer plaatsen sagen en legenden
bekend over klokken die ‘in de Franse tijd’ in de grond zinken of worden
begraven, en zich vanuit hun klokkenput nog steeds laten horen. De Franse
revolutionairen wilden de klokken uit de kerktorens nu eenmaal omsmeden tot
kanonnen. Maar de streek van Affligem is wel bijzonder rijk gezegend met dit
soort van vertellingen.
Zo
kwamen op een natte en mistige oktoberdag enkele Franse soldaten met een platte
wagen de Parijsstraat in gereden, en takelden zij de grote en de kleine klok
van Meldert uit de kerktoren. De avond was reeds gevallen toen de klokken
eindelijk op de wagen waren geladen, en de soldaten besloten de nacht door te
brengen in een herberg. Een nachtelijke tocht door het lugubere Kravaalbos
zagen ze niet echt zitten; sprak men hier trouwens niet met gedempte stem over
een Hellegat en een Duivelsput?
Nu
was het precies dit waarvoor de pastoor en enkele getrouwen vurig hadden, want
het gaf hen de gelegenheid wagen en klokken te stelen en in het Kravaalbos
begraven. Voerman Tist van Gielen Lappers, die een stel stoere Brabantse
trekpaarden bezat, zou de klus wel eens gauw klaren. Mieken van ’n Toep – zij
stond altijd heet en gereed – was graag bereid haar lijf en leden ook eens voor
de goede zaak in te zetten en de Fransen stomdronken te voeren.
Tist
en zijn kompanen deden zakken om de wielen om het lawaai te dempen. Met grote
stielkennis haakte Tist zijn driespan in de plaats van de andere paarden, en op
zijn gedempt bevel zetten ze zich in beweging richting Kravaal.
‘Hou!’
riep Tist aan de rand van het bos, op het grondgebied van Mazenzele, waar het
stevig bergop ging.
De
paarden bleven staan en Tist nam de zakken van de wielen, waarna de kettingen,
leidsels en garelen controleerde, met zijn knoestige hand op de flank klopte.
‘Ju!’
riep hij toen.
Maar
de weg werd nog steiler, en drassiger ook. En Tist moest ‘op zijn sjiek bijten’
om niet hard te gaan vloeken in het bijzijn van de pastoor. Bijna boven
gekomen, kwam de wagen vast te zitten en
vielen de paarden op hun knieën. Tist en de dorpelingen en zelfs meneer pastoor
duwden aan de wagen, maar die zakte steeds dieper weg in de modder.
Toen
kon Tist het niet meer houden. Hij loste een donderende vloek in het zwart van
het bos, waarop Zander en de andere paarden geschrokken recht sprongen en hun paardenziel
uit hun lijf trokken… zodat kettingen en leidsels het begaven en de wagen met
klokken en al achteruit bolde… tot in het moeras, waar hij in geen tijd naar de
diepte zonk.
‘Nu
nog,’ fluistert men hier, ‘kan je op Kerstnacht, zo rond het uur van middernacht,
de klokken in de donkere diepten horen luiden.’
Er
zijn er zelfs die beweren dat ze een spookachtige stem begeleiden, die een
treiterig refreintje zingt, op wat het mechanisch muziekje van een klokkenspel
lijk – of een roestige muziekdoos: ‘Wie met klokken schiet, wint de oorlog
niet!’
Maar
het vers zou ook als volgt kunnen luiden:
Ik kom van onder de aarde,
Necropolis
à Belle
Ik kom van onder de aarde,
Necropolis à Lomé –
Ga mee!
Dit
‘Klokkeputteke’ bevindt zich nu op het grondgebied van Mazenzele. In Liedekerke
kent men ook een Klokkeput, die ieder jaar tijdens de Kerstnacht en stipt om
twaalf uur van zich laat horen:
Ik kom van onder de aarde,
Necropolis
à Belle
Ik kom van onder de aarde,
Necropolis à Lomé –
Ga mee!
Hiervoor
is de klok van het karmelietenklooster van Onze-Lieve-Vrouw Ter Muylen
verantwoordelijk, dat tijdens de Franse Revolutie geheel werd verwoest. Maar de
kloosterlingen slaagden er samen met een hanvol boeren in alle voorwerpen van
enige waarde te redden. In het Liedekerkebos zouden de Franse soldaten hen
evenwel zo dicht op de hielen gezeten hebben, dat ze zich gedwongen zagen de
zwaarste klok achter te laten om te voet verder te vluchten. Toen de Fransen de
klok op hun kar wilden laden, zonk zij in de grond, en hoe dieper de soldaten
groeven om ze weer boven te halen, hoe dieper ze zonk.
Sommigen
beweren dat de schatten van Affligem begraven werden in een weide aan de
Aalsterse Dreef, beneden aan een helling, op het grondgebied van Moorsel. Een
wichelroedeloper deed ooit een poging om dit geverifieerd te krijgen, en hij slaagde
erin een plaats aan te duiden waar een grote hoeveelheid brons in de grond
moest zitten. Ongetwijfeld waren dit de kloosterklokken. Toen abt-generaal
Etcheverry kort na zijn verkiezing in 1928 een bezoek bracht aan de abdij van
Affligem en het verhaal te horen kreeg, spoorde hij de jonge monniken aan de
klokken weer uit de grond te halen… ‘en
wie weet wat nog allemaal’.
Toen
waren de monniken alweer teruggekeerd naar Affligem. Het had nog geduurd tot 1869
voordat enkele paters vanuit Dendermonde zich opnieuw in Affligem kwamen
vestigen. Samen met de bewoners van het Kasteel van Boechout, waren de paters
van Affligem weer aanweziger dan ooit in het domein van de Duivelsput. Ze
slaagden er ook in de abdij nieuw leven in te blazen, voornamelijk dan binnen
het statige Bisschoppenhuis. Tussen 1920 en 1970 werden een nieuwe vleugel en
een nieuwe abdijkerk gebouwd, waardoor het naaldfijne torentje verdween dat een
eeuw lang zo karakteristiek was geweest voor het klooster.
Reacties